Zo krijgen de tulpen kleur
Op Facebook plaatste Reijer Zwart zijn foto met de tekst: Pfff wat een werk, maar het is klaar. Mooi kleurtje toch ?
https://www.facebook.com/groups/1431330710491254/permalink/2731783027112676/
Ja, het is even een klus….
Ik heb ze toch maar weer teruggebracht naar de originele kleur Reijer…
Het is even een klus…, maar dan heb je ook wat.
Nederland is beroemd om zijn tulpen
Traditioneel wordt er jaarlijks in de lente in de Keukenhof in Lisse een expositie gemaakt van miljoenen tulpen. Afkomstig van de Nederlandse tulpenvelden. Het bekendst zijn de meer traditionele velden langs de duinen van Zuid-Holland en de West-Friese polders. Het merendeel van de tulpen is echter te vinden in Flevoland, met name in de Noordoostpolder (ruim 2000 hectare). Ook op het eiland Goeree-Overflakkee zijn er tulpenvelden te vinden.
Maar ook hier in de Kop van Noord-Holland (omgeving Breezand, Anna Paulowna, Julianadorp en ook steeds meer op Wieringen en richting Schagen) kunnen we jaarlijks genieten van de kleurrijke tulpenvelden.
Ook Appartementenboerderij Nieuwesluis (zie https://mijnvakantiehuisjouwvakantiehuis.nl/appartementenboerderij-nieuwesluis/) heeft jaarlijks uitzicht over de prachtige tulpenvelden.
Een beetje geschiedenis
Tulpen komen in het wild voor van Noord-Afrika en Zuid-Europa tot aan het noordwesten van China. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van het genus strekt zich uit van het Iberisch schiereiland door Noord-Afrika tot aan Griekenland, de Balkan, Turkije, het Midden-Oosten, Syrië, Israël, Libanon, Jordanië, Iran, de Oekraïne, het zuiden van Siberië, Mongolië en het noordwesten van China.[2] De grootste diversiteit wordt echter aangetroffen in drie bergketens in Centraal-Azië: de Pamir, de Tiensjan en Hindoekoesj. Het klimaat in alle drie berggebieden wordt gekenmerkt door een koude winter waardoor vernalisatie kan optreden, een lange lente met koude nachten en een droge zomer. Een dergelijk klimaat is ideaal voor tulpen.
De eerste tulpenbollen in West-Europa kwamen in 1562 in Antwerpen aan. Het verhaal doet de ronde dat een koopman deze aantrof tussen een lading Turkse stoffen. Denkende dat het uien waren, proefde hij er enkele. Omdat de smaak tegenviel verwees hij de resterende bollen naar de compost, waar er het jaar nadien tulpen bloeiden.[4]
Tot het midden van de 20ste eeuw was de tulpenkweek en -pluk de belangrijkste economische activiteit in de grensstreek tussen de stad Antwerpen en de Nederlandse grens. (Nu district Berendrecht-Zandvliet-Lillo). Hoewel vooral Nederland bekend is als tulpenland, keerde een aantal telers rond 1900 terug naar de polderstreek rond Zandvliet. De iets zuidelijker ligging zorgde voor eerder openende bloemen. Johan Eyking (bijnaam: Jan Bol) uit Beverwijk had zowel plantages in Rozendaal als in Zandvliet. Later volgden nog Petrus de Goede en Louis Eestermans. Rond de Tweede Wereldoorlog waren de bloemvelden ook een toeristische trekpleister. Door havenuitbreidingen en onteigeningen vanaf de jaren 60 verdwenen veel van de tulpenvelden met de kwekers.
In de 17e eeuw (circa 1630 – 1637) ontstond er in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden rond de tulpenbol een bizarre tulpenmanie, ook wel “tulpenrage”, “tulpengekte”, “tulpomanie” of “bollengekte” genoemd: plotseling werden tulpenbollen speculatieve handelswaar. De gekte dreef de prijzen op tot exorbitante hoogte, zelfs tot de bol zijn gewicht in goud waard was. Er werden tulpen gekweekt in allerlei kleuren en door kunstschilders, zoals Nicolaes van Veerendael, op stillevens uitgebeeld. In deze periode zijn ook veel tulpentekeningen gemaakt.
De rage was eind 1636, begin 1637 op zijn hoogtepunt. In februari 1637 zakte de ‘bollenmarkt’ even plotseling in als zij ontstaan was. Veel bollenspeculanten bleven berooid achter.
Dat neemt niet weg dat vandaag de dag Nederland een van de belangrijkste exportlanden van tulpen en tulpenbollen is.
De kweek (oei, technisch verhaal)
Tulpen hebben een koude nacht en een koude winter nodig om te kunnen groeien, waardoor ze niet in een warm klimaat gekweekt kunnen worden.
Tulpenbollen worden gewoonlijk in oktober en november geplant. De bloeiperiode loopt van april tot in juni. Een speciaal type gekweekte tulpen zijn de ‘botanische tulpen’ (ook wel wilde tulpen genoemd), tulpen met een korte steel die ook de jaren na het pootjaar weer uitkomen.
Het kweken van nieuwe bollen gebeurt door in het najaar (oktober en november) tulpenbollen te planten. De knoppen tussen de bolrokken van deze bollen groeien uit tot nieuwe bollen waarbij de oude bol gebruikt wordt als voedsel. De knop die naast het groeipunt zit, de zogenaamde a-knop, groeit uit tot een grote bol die te verkopen is voor bloemproductie of direct aan de consument. De geplante bol bevat naast de a-knop, tussen zijn bolrokken nog meer kleine groeiknoppen, de zogenaamde b-, c-, d- en e-knoppen, die uitgroeien tot kleine bolletjes (klisters). Deze klisters zitten aan de grote bol vast, en worden in de zomer tijdens het pellen (de wortels en oude huid van de bol verwijderen) van de grote bol afgehaald. In het volgende najaar worden ze geplant op het land om uit te groeien tot grote bollen. Op deze manier houdt men een partij tulpen in stand: de grote bollen worden gebruikt voor bloemproductie of direct verkocht aan de consument en de kleine bollen worden geplant in het najaar. Ruim 75% van de gekweekte tulpenbollen is bestemd voor bloemproductie in binnen- of buitenland. De rest wordt als bloembol verkocht aan de consument of belandt in parken en openbare tuinen.
Kleuren
De tulp kent veel mutaties die nieuwe kleuren en variaties geven. Deze gemuteerde tulpen waren vroeger heel waardevol, omdat ze een nieuwe lijn voor de kweek mogelijk maakten met interessante nieuwe kleuren. Kwekers kunnen ook nieuwe kleuren maken door tulpen te kruisen.
Sommige kweekvormen, cultivars, zijn gestreept of gevlekt van kleur. Deze effecten ontstaan door een virusinfectie van de bloembol en worden niet op een nieuwe generatie overgedragen als die uit zaad wordt grootgebracht.
Verscheidene cultivars zijn vernoemd naar bekende personen of zaken.[3]
Bron: Wikipedia